Na het rampjaar 1955 en de twee edities erop, toen Jaguar telkens met een D-Type zegevierde, was het de beurt aan Ferrari om - de stunt van Carroll Shelby en z'n Aston Martin DBR1 in 1959 niet nagesproken - de 24 uren van Le Mans tot 1965 te domineren. Met achtereenvolgens een 250 TR58, 250 TR59/60, 250 TRI/61, 330 TRI/LM Spyder, 250P, 275P en een 250LM. Onze landgenoot Olivier Gendebien had een groot aandeel in het Ferrari-succes. Met vier overwinningen (1958-60-61-62) werd hij de nieuwe recordhouder in Le Mans.
Men is toen ook overgegaan tot de bouw van het veel kleinere, aangrenzende Bugatti circuit dat naar naar Ettori Bugatti werd vernoemd. Het Bugatti circuit deelt de laatste bocht (Ford Chicane - kwam er voor de race in '68 om de wagens af te remmen), het pitcomplex en de daaropvolgende Dunlop-bochten met het Circuit de la Sarthe en slaat naar aanloop van de Esses naar rechts af. De kleine omloop werd in '67 gebruikt voor de GP van Frankrijk, maar bleek verder niet erg populair. Er zou later wel nog DTM en Formula 3000 worden gereden en momenteel vormt het de thuisbasis van Pescarolo Sport en de 24u van Le Mans voor motoren. Ook wordt er een editie van de MotoGP georganiseerd.
Race of the Century
Na Ferrari ('60-'65) was Ford vier jaar lang de te kloppen constructeur. In 1967 - ook wel de "Race of the Century" genoemd - daagden maar liefst 300.000 kijklustigen op om Ford tegen Ferrari te zien strijden en werd er voor het eerst meer dan 5.000 kilometer afgelegd tijdens de etmaalrace. De GT 40 moest pas in '70 de fakkel overdragen aan Porsche's 917, die z'n titel het jaar nadien nog een keer kon vieren, en dat jaar werd ook de film Le Mans opgenomen met Steve McQueen in de hoofdrol (zie dossier Legendarische autofilms).