De drie grootste Amerikaanse autoconstructeurs, General Motors, Chrysler en Ford kunnen hun meest drastische noodscenario's weer even opbergen. Het Amerikaanse Congress heeft de felbesproken staatsteun voor de autosector in een tweede onderhandelingsronde goedgekeurd. Democraten en republikeinen zijn het eens geworden over een totaal van 15 miljard dollar aan goedkope overheidsleningen. Dat is minder dan de 34 miljard dollar die de drie industriële groepen hadden gevraagd, maar het geld moet maar tot maart dienen. Het congress geeft de constructeurs financiële ademruimte tot de nieuwe Obama-administratie het heft in handen heeft genomen. Die moet dan, ten laatste in maart, de definitieve knoop doorhakken. Obama zelf wordt eind januari ingezworen.
Het budget voor de noodingreep komt, onder protest van de republikeinen, toch van een eerder vrijgemaakt budget van 25 miljard dollar. Dat diende om de autoconstructeurs de mogelijkheid te geven versneld milieuvriendelijke auto's te ontwikkelen. Ook dat is tijdelijk, want die fondsen zullen in de toekomst weer aangezuiverd moeten worden. De Amerikaanse volksvertegenwoordigers wisten de drie noodleidende giganten in elk geval met hun vingers uit de pot noodhulp voor de banksector te houden. Die krijgt van de Amerikaanse staat liefst 700 miljard dollar steun.
Chrysler, Ford en GM kunnen, met inbegrip van hun Europese dochterondernemingen waarvan Opel, Volvo en Saab de belangrijkste zijn, weer even rustig ademhalen. De noodhulp zal de drie in staat stellen om strategische beslissingen, zoals de verkoop van Hummer, Saab, Saturn, Pontiac of Volvo beter te overwegen.