De bodemplaat van de Grande Punto omvat een onafhankelijke voortrein en een vervormbare dwarstraverse achteraan, in dit geval beiden voorzien van spiraalveren en een nieuw type schokdempers dat de werking van een dikke stabilisatorstang nabootst. Deze opstelling is, met uitzondering van de dempers want dat is een primeur, gemeengoed in het segment. Het garandeert een gezond en voorspelbaar weggedrag. Dat de Mito bijzonder levendig, en dus leuk, voor de dag komt heeft behalve met de oordeelkundige afstelling ook veel met de elektronica te maken. Zo zorgt het elektrisch bekrachtigde stuurwiel rond de duidelijk gedefinieerde rechtuitpositie steeds voor een enthousiaste stuuruitslag. Een artificieel aanvoelend elektronisch lapmiddeltje dat niettemin z'n effect niet mist. En hoewel de MiTo zich aan de voorwielen door het verkeer sleept en mechanisch in z'n kunnen beperkt wordt door een zeer klassieke voortrein, steekt onderstuur nauwelijks of nooit de kop op. Alfa onderdrukt dat via het remsysteem. Dat is zo geprogrammeerd dat het op de voortrein de functie van een Torsen-differentieel emuleert. Leuk, al belast het natuurlijk de remmen. Op een bochtig parcours worden die constant aangesproken zonder dat je daarvan als bestuurder op de hoogte bent. En wanneer je dan stevig in de ankers moet, constateer je dat de remklauwen al het beste van zichzelf hebben gegeven. Het is toch uitkijken met al die elektronica. En de MiTo heeft er nogal wat aan boord. Geïnspireerd door Ferrari vind je op de middenconsole van de MiTo een knop met een ‘normale', ‘dynamische' en ‘all weather' instelling. Daarmee bepaal je de reactie op het gaspedaal, de weerstand van de stuurbekrachtiging en nog enkele triviale instellingen. Zaken die geen enkele invloed hebben op het weggedrag, maar de bestuurder een andere sensatie geven. Een hersenspinsel van wat overijverige marketingjongens die wanhopig op zoek waren naar een ‘uniek verkoopsargument'. In de normale stand rijdt de MiTo uitstekend, de twee andere posities voelen gezocht en onnatuurlijk aan.
Je kan de MiTo stevig de bocht inwerken. Dan wil de achttrein een door de elektronica gecontroleerde buitenlijn opzoeken. Gaat het hard, dan begint de achteras zacht te stuiteren. Dat is een gebrek, maar wel één van de prettige soort.
Onder de kap van ons testexemplaar vinden we de geblazen 1.4l turbomotor. Een blokje dat 155pk uitbraakt en 230Nm koppel achter de hand houdt. Voor de voorwielen is dat behoorlijk wat om te slikken. Maar de koppelreacties blijven gelukkig tot een minimum, en ver onder het door ons verwachte niveau, beperkt. Zelfs bij regenweer is het geheel goed doseerbaar, terwijl de gevoelige kant bij een turbocentrale toch niet bepaald de bovenhand neemt. De eenheid wordt gekoppeld aan een handbediende zesbak die keurig, zij het ietwat hakerig en niet supersnel schakelt. Typisch Alfa. De prestaties zijn meer dan aardig. Het kleintje rept zich in 8,1 tel naar 100km/u en gaat door tot 215km/u. Uiteraard betaal je het gelag aan de pomp. De constructeur geeft een verbruiksgemiddelde van 8,3l op. Met een testvoertuig dat bij aanvang amper 200km op de teller had, hebben dat wat uiteraard niet kunnen reproduceren. Reken toch maar gauw op een liter of 9. We registreerden verbruikspieken tot 12,3l. Toegegeven, we waren toen in een speelse bui.