De eerste C5 was reeds een uit de kluiten gewassen berline. En z'n break was zelfs ronduit gigantisch. We prijzen ons dan ook gelukkig dat Citroën de koets niet al te veel heeft laten groeien. In de lengte kwam er 3cm bij. Toch is de C5 nog steeds groter dan de Opel Vectra of Ford Mondeo, beiden uit de kluiten gewassen gezinsberlines. Het nieuwe lijnenspel behoudt de voor de constructeur zo typische proporties (een lange overhang vooraan, een korte achteraan), maar weet z'n riante volume wel goed te verhullen. Er zijn wat stijlelementen (lees: de daklijn) afgekeken van de coupé en dat zorgt voor een veel elegantere pose. Ver in de hoeken doorlopende koplampen en vet uitgewerkte vouwlijnen breken de vlakken, net als de welvingen in de motorkap. De C5 is ook niet langer beschaamd een Citroën te zijn. Dat mag blijken uit de karaktervolle snoet, waarin het logo een dominante rol speelt.
Citroën had niet alleen oog voor het esthetische aspect van het koetswerk. Ook de assemblage werd onder de loep genomen. Dat resulteert in relatief smalle en evenwijdige koetswerknaden. Het merk gebruikt ook truukjes die de aandacht van zwakke punten afleiden en de indruk van een onberispelijke assemblage versterken, ook al is dat niet noodzakelijk waarheid. Die werden afgekeken van niet nader genoemde Duitse fabrikanten, die hun klanten op dezelfde manier om de tuin leiden. De C5 doorstaat echter ook de geluids- en gevoelstest. De portieren voelen gepast zwaar aan en het geluid dat ze produceren als ze dichtslaan is goed gedempt.