Jaguar weet de laatste twee decennia met zichzelf geen blijf. De rode cijfers op de jaarrekeningen dwingen het merk tot het verkennen van nieuwe horizonten, maar het weet duidelijk niet welke kant het op moet. Als het wil overleven moet het merk z'n cliënteel uitbreiden en jongere klanten aantrekken. Dat lukte slechts gedeeltelijk met eerdere modellen. Met de S-Type zocht het nieuwe klanten met een product dat teerde op de rijke geschiedenis van het merk, de X-Type op basis van de Ford Mondeo moest verjonging brengen en de XJ was vooral meer van hetzelfde en zelfs moeilijk van z'n voorganger te onderscheiden. Maar sinds de XK is er wat veranderd. Het merk trekt nu de dynamische kaart en deze XF kan dat niet onder stoelen of banken steken.
Het motorenpalet omvat meteen drie benzinemotoren en de levensbelangrijke diesel. In opgaande lijn zijn het een 3.0 V6 met 238pk, een 4.2 V8 (atmosferisch) met 298pk en een 4.2 SV8 (met compressor) die liefst 416pk achter de hand houdt. De diesel is de 2.7l V6 die we ook uit de vorige generatie kennen - nog steeds 207pk sterk. We reden voor deze test met de 3.0 V6 en 2.7 D, maar concentreren ons om evidente redenen vooral op de diesel. Beide motoren staan overigens met een identieke vanaf-prijs van € 49.300 in de catalogus. De hier geteste versies zijn evenwel gebaseerd op de Premium Luxury-uitvoering (€ 56.000) en voorzien van voldoende toeters en bellen om de prijs tot net geen € 63.000 op te drijven. De 4.2 kost € 63.800 en Jaguar wil € 83.400 voor de geblazen variant.