De Jazz kreeg van Honda een koets die aanleunt bij het koetswerkconcept van een monovolume. Hij is 3,83m lang, 1,67m breed en 1,52m hoog. Omdat dat nogal veel is voor een wagen uit het B-segment (de Citroën Saxo is bijv. 10cm korter, de Seat Arosa zelfs 30cm), kan je stellen dat de Jazz eerder naar het C-segment neigt (hij is bijv. exact even lang als een Peugeot 206). Onder de korte, bolle snuit zit een compacte krachtbron. De gordellijn loopt op naar achteren toe, terwijl de daklijn afloopt en eindigt in een quasi verticale kofferklep. Dat zorgt voor een sportief getint uitzicht. In de snuit zitten grote multireflector-koplampen met transparante lenzen; achteraan zijn tweekleurige lichtblokken voorzien, ook met helder afdekglas. Om de zichtbaarheid van binnenuit te verbeteren, plaatste Honda nog extra zijruitjes voor de voorste zijruit en achter de C-stijl. De forse A-stijl blijft in de bochten wat in het zicht zitten, maar de kleine ruitjes vooraan helpen wel degelijk. Het zicht schuin achteruit is door die oplopende gordellijn enigszins beperkt, maar daar brengen de buitenspiegels soelaas. De Civic bewees dat Honda wat afwerking betreft meekan met de Duitsers en in deze Jazz trekken ze de lijn door. De koetswerknaden zijn smal en gelijklopendij we vonden niet het minste foutje.