Onder de kap van de voorwielaangedreven Mini Cooper ligt een variant van dezelfde 1.6l Pentagon viercilinder benzinemotor die door BMW en Chrysler samen werd ontwikkeld. De Cooper tekent voor 115pk bij 6.000t/min en 149Nm bij 4.500t/min. Omdat we bij de versie met 90pk nooit het gevoel hadden met een instapmotor rond te rijden en de Cooper ondanks de meeruitrusting amper 85kg meer weegt dan de 1040kg die de One op de weegschaal zet, waren onze verwachtingen dan ook hoog gespannen. Mini belooft voor de Cooper een spurt naar 100km/u in 9,2sec en een topsnelheid van 200km/u. Dat is een winst van 1,7sec in de sprint en een top die 25km/u hoger ligt dan bij de One en dat moet voelbaar zijn. Alleenij het is niet overduidelijk. De Cooper toont zich ten allen tijde vlot, met een voorliefde voor hoge toerentallen, maar dat was ook bij de One het geval. De winst in prestaties vertaalt zich dus niet echt in gevoel en dat is spijtig. Omdat de krachtbron zich duidelijk het lekkerst voelt in de buurt van 4.000t/min en we ons overeenkomstig de roeping van de wagen een sportieve rijstijl hebben aangemeten was het verbruik wat aan de hoge kant. Als je echt sportief rijdt kan je op 100km gemakkelijk een liter of 14 kostbaar vocht door de verstuivers jagen terwijl een kleine 8 liter ons een minimum lijkt. We eindigden de testperiode met een verbruik van 9,8l; 1,2l meer dan we met een vergelijkbare rijstijl (maar wat mindere prestaties) nodig hadden met de One.
Wie de uitstekend gespreide en relatief zwaar schakelende vijfbak niet ziet zitten kan ook opteren voor een automaat met continue variabele transmissie. Voor de voorophanging doet de Mini Cooper beroep op McPherson veerpoten. De achteras is van het multilinktype. De ophanging zorgt samen met het relatief dikke rubber en de voorwielaandrijving voor een prettig en correct weggedrag. De kleine vierwieler blijft immers verassend lang neutraal. Op de limiet neigt het geheel dan uiteindelijk naar onderstuur, maar de balans is delicaat. Als je (met de stabiliteitscontrole gedeactiveerd) op het juiste ogenblik van het gas af gaat zet de achterkant zich relatief bruusk naar buiten en moet je even corrigeren. Omdat de Cooper ten opzichte van de One ook achteraan een stabilisatorstang krijgt en de demping van de sportophanging vanzelfsprekend nog een stuk stugger is, zijn koetswerkbewegingen in de bochten zo goed als onbestaand. Samen met uitstekende feedback van het elektrisch bekrachtigde stuurtje zorgt dat voor een zeer strak aanvoelend totaal. Borduurtjes, putten, kasseien, drempeltjesij vermijd je liever want de Mini speelt die dingen ongenadig hard door naar de inzittenden.
Remmen doet de Cooper met schijven op alle wielen, vooraan hebben die een diameter van 27,6cm, zijn ze 2,2cm dik en geventileerd, achteraan hebben ze een diameter van 25,9cm en zijn ze een centimeter dik. Dat is voor 115pk meer dan voldoende. Fading is er nagenoeg niet en de dosering is precies.