De nieuwe Mini is met een lengte van 3,62m, een hoogte van 1,41m en een breedte van 1,69m uiteraard nog steeds niet groot, maar hij groeide wel een pak ten opzichte van de originele Mini die Sir Alec Issigonis (de ontwerper) in 1959 aan het publiek voorstelde. Dat was nodig om aan de hedendaagse eisen qua comfort en veiligheid te voldoen. Behalve de stijlkenmerken hebben beide dan ook niets met elkaar gemeen. Het karakter van de Mini werd natuurlijk wel overgenomen. Daarvoor zorgen de ronde koplampen in klassieke chroomomlijsting, de verticale flanken en de korte achtersteven met origineel geplaatste lichtblokjes (die zitten in metaal en sluiten dus eerder uitzonderlijk niet aan bij de openingsnaad van de kofferklep). BMW voorziet in het aanbod de 2 verschillende versies nog wel meer knipoogjes naar het originele design. De One krijgt een dak in koetswerkkleur en een spiegelbehuizing in mat zwart, maar bij de Cooper kan je naast de koetswerkkleur kiezen voor een onderscheidend hoogglans zwart of wit voor dak en spiegels. Als je dan al een wit dak en witte spiegels hebt, kan je ook voor witte- in plaats van zilverkleurige velgjes opteren. Andere verschillen zijn te vinden in de lay-out van het radiatorrooster -dat een chroomomlijsting krijgt op de One en bij de Cooper volledig het blinkende materiaal is uitgevoerd-, de uitlaat en de kleur van de sierstukken op de bumper. Bij het in elkaar vijzen en van de Mini hanteerde men dezelfde kwaliteits- en fabricagenormen als voor de ‘echte’ BMW’s en dat is hem aan te zien.