In beide gevallen wordt de motor gekoppeld aan een bak met vijf verhoudingen. Die van de 1.6 is steeds gerobotiseerd. Je kan volautomatisch rijden, maar omdat dit geen echte automaat is die constant met de koppeling speelt is het veel leuker (en zodra je wat sportiever rijdt, ook efficiënter) om de handmatige selectie te gebruiken. Je tikt tegen het pookje of gebruikt de peddels aan het stuurwiel, die hier in tegenstelling tot de grotere en zwaardere wagens met volwaardige automaten waarin we ze tot nog toe tegenkwamen wél goed functioneren. De Sensodrive schakelt als een klassieke bak, maar bedient zelf de koppeling en de gangwissel.
De ophanging bestaat vooraan uit een pseudo-McPhersonsysteem terwijl achteraan gebruik wordt gemaakt van een as met getrokken armen. Een systeem dat, geheel binnen de goede traditie bij Citroën, uitblinkt door een ongemeen goed rijcomfort en strakke wegligging. Het plooien van de koets heeft daar amper invloed op. Met het elektrisch variabel bekrachtigde stuurtje geef je de lijn aan en de Pluriël volgt gedwee. Je moet al heel snel gaan om in de problemen te komen. Bovendien geeft de Citroën de limiet goed aan en is het weggedrag eens je erover gaat nog geheel voorspelbaar en zeer progressief onderstuurd.
Rijden met de kap geheel of gedeeltelijk open is geen probleem, zolang de snelheid matig blijft. De vorm primeerde over het creëren van een goede luchtstroom waardoor het comfort bij hoge snelheden achteruit gaat. Op de voorruitomlijsting zit een klepje, dat door Citroën een “Aëro-akoestische deflector met anti-booming effect” wordt genoemd. Dat booming effect is storende onderdruk die ontstaat als je enkel met het linnen dak (eender welke positie) open rijdt. Het klepje zorgt eigenlijk voor meer tocht, waardoor de onderdruk verdwijnt.