Onder de kap van onze testwagen zit een 1368cc viercilinder-in-lijn motor die een vermogensopbrengst heeft van 95pk bij 5.800t/min en bij 4.500t/min. een maximumkoppel van 128Nm voortbrengt. Niet meteen tot de verbeelding sprekende cijfers, en ook met een kort gespreide en licht schakelende zesbak, levert dat geen buitensporige prestaties op. De sprint naar 100km/u neemt 9,6sec in beslag (3 tienden minder dan de versies met een vijfbak) en de topsnelheid bedraagt 178km/u. Het stuurwiel, net als de Fiat Stilo voorzien van een City-stand met overbekrachtiging voor moeiteloos manoeuvreren bij lage snelheden, geeft je een idee van wat het onderstel doet, maar ook niet meer dan dat. De stuurinrichting met elektrische bekrachtiging is niet meteen ‘communicatief’ voor een tandheugelsysteem. De ophanging (onafhankelijk, McPherson vooraan, torsieas achteraan) is dat echter wel, want in feite buitensporig hard. Gelukkig blijven nerveuze reacties uit.
De beoordeling van de hele mix is duidelijk meer dan de som van de componenten, want hoewel geen van de individuele onderdelen duidelijk onze voorkeur wegdragen, is de Punto Sporting prettig om rijden. De motor klimt probleemloos hoog de toeren in zonder veel meer te vragen dan het verbruiksgemiddelde van 6,6l/100km en het gaat dan misschien niet zo snel, het voelt wél zo aan. En als het op snelheid aankomt, is het gevoel doorslaggevend. Daarbij komt nog dat de Sporting zich geholpen door het 185/55 R15-rubber best snedig laat sturen, de elekronische waakhonden zijn niet overdreven paniekerig en het weggedrag blijft lang neutraal, maar neigt toch naar het meer voorspelbare onderstuur.