Het is slechts jaren en niet eens decennia geleden dat een aantal kenmerken die toen al algemeen aanvaard werden bij andere merken uit het hogere segment bij Jaguar als taboe werden beschouwd. We kunnen er zonder probleem vier opnoemen; een kleine, meer budgetvriendelijke Jaguar, een diesel, een break, een handgeschakeld exemplaar. En nu staat op onze testbank een wagen die dat allemaal is: de Jaguar X-Type Estate. Het gevestigde cliënteel, dat doorgaans enige graad van vergrijzing heeft bereikt en traditie hoger in het vaandeel heeft staan dan innovatie, moet slikken want eigenaar Ford drukt door. Sterker nog, sceptici zouden kunnen claimen dat de eigenheid van het merk verloren gaat want meer en meer componenten worden aan het moederhuis Ford ontleend en anderzijds vinden we enkele stukken huismechaniek terug bij de andere Europese luxemerken van het concern (Aston Martin, Volvo en Land-Rover). Strikt genomen heeft de X-Type, ondanks een hertekende ophanging, aangepaste aandrijflijn en herwerkte motoren, zelfs meer gemeen met een -excusez moi- ordinaire Mondeo dan met het andere edele blik dat de fabriek in Coventry verlaat. Maar nu wil die Mondeo, toch ietwat banaal van uiterlijk, verre van de slechtste auto uit het segment zijn. De missie is duidelijk; determineren of deze onorthodoxe mix ‘werkt’.
De X-Type is verkrijgbaar met drie zescilinder benzinemotoren met een inhoud van 2.0, 2.5 en 3.0l. De prijzen daarvan beginnen bij € 31.950 en lopen op tot € 42.150. De diesel is verkrijgbaar vanaf € 28.350. De beschikbare uitrustingsniveau’s zijn zoals bij de meeste benzineversies Classic, Executive en Sport. De Sport-versie van onze testwagen kost standaard € 31.950, inclusief lichtmetalen velgen, sportophanging, sportstuur en twee bekerhouders in een neerklapbare armsteun achteraan, maar de rits opties doen onze testwagen probleemloos boven € 45.000 uittorenen.