De ophanging bestaat uit McPherson veerpoten vooraan en een torsieas achteraan. Mitsubishi koos duidelijk voor een afstelling die meer op comfort gericht is, maar inefficiënt wordt de combinatie nooit. De voortrein heeft wel een kluif aan het door beide viercilinders opgewekte vermogen. Er is voldoende grip, met een bochtengedrag dat duidelijk, maar niet overdreven onderstuurd is. De tractie is echter ondermaats. Zelfs bij droog weer krijgen de voorwielen de rest van de wagen maar moeilijk mee. Daardoor gaat het wiel aan de binnenkant van de bocht gemakkelijk spinnen. In slechte weersomstandigheden wordt dat uiteraard nog erger.
Het motorblok is noch bij de 1.3, noch bij de 1.5 voorzien van een afdekkap. Daardoor tieren de decibels weelderig in het interieur. Gelukkig is het geproduceerde geluid eerder sportief getint en dat vinden we een stuk minder storend. Geen van beide versies zetten een ton op de weegschaal en dat verklaard niet alleen de werkijver en de prestaties van de vierpitters, maar ook hun eerder bescheiden dorst. De 1.3l lust volgens de constructeur 5,8l/100km terwijl de 1.5 over dezelfde afstand 6,2l kostbaar vocht door de cilinders jaagt.