De sportief ingestelde bestuurder heeft vooraal aan het onderstel een kluif. Structureel zit alles snor; vooraan werd gekozen voor een een evolutie van het McPhersonsysteem met een hulponderstel. Achteraan opteerde men voor een onafhankelijke ophanging met vier armen per wiel. Een stabilisatorstang beperkt de schommelbewegingen van de koets. In snel genomen bochten neigt de Octavia echter nog steeds zeer uitgesproken naar onderstuur, al is er wel een significante verbetering merkbaar ten opzichte van het vorige model. De constructeur zal terecht aanvoeren dat voorspelbaarheid en comfort een grotere rol spelen bij een wagen die er duidelijk om schreeuwt als gezinswagen ingezet te worden. Toch blijft de ophanging ook in dat bedje ziek. De voorspelbaarheid staat buiten kijf, maar de afstelling van het onderstel mist nog steeds de nodige efficiëntie. Bij grote oneffenheden heeft de ophanging immers de neiging om te gaan stampen, terwijl de demping er toch niet in slaagt kleine oneffenheden voldoende af te vlakken. De voortrein heeft het minder zwaar te verduren omdat de 1.6 FSI niet het koppel van de moderne dieselmotoren voert, maar in slechte omstandigheden (koud, nat…) blijkt de tractie nog steeds niet van het hoogste niveau te zijn.
Skoda Octavia 1.6 FSI Rijgedrag
Dwars tussen de voorwielen zit een 1598cc viercilinder-in-lijn benzinemotor. Die beschikt over directe benzine-inspuiting. Hoewel de technische uitvoering minder eenvoudig is dan bij een dieselmotor, waar directe inspuiting voor nagenoeg elk blok gebruikt wordt, zijn de voordelen gelijkaardig. Een directe inspuiting levert een efficiëntere verbranding op, wat resulteert in een hogere vermogensopbrengst, een reductie van de schadelijke uitstoot en een lager verbruik. In tegenstelling tot een dieselmotor waar het verbruik gedrukt wordt ongeacht de werkingsmodus, zijn de voordelen van directe benzine-inspuiting op vlak van verbruik vooral merkbaar bij deellast. Deze 1.6 levert 115pk en 155Nm; het eerste bij 6.000t/min, het tweede bij 4.000t/min. Gekoppeld aan een prettig schakelende vijfbak (met een uitgesproken goede synchronisatie) levert dat vlot cijfermateriaal op. De topsnelheid bedraagt 194km/u en 100km/u kan na een vlotte 11,2 tellen op het dashboard prijken. Het verbruiksgemiddelde blijft volgens de constructeur beperkt tot 6,6l/100km en dat is toch 0,6l lager dan de 1.6 met monopoint-injectie die één trapje lager in het aanbod staat. Onze testcyclus werd aan een wellicht minder gezapig tempo gereden met een gemiddeld verbruik van 8,1l/100km en dat stemt ons tevreden. In het dagelijks gebruik taxeren we de souplesse van de FSI-motor nog hoger dan de geringe dorst, omdat het je in staat stelt voor een benzinemotor opvallend soepel te rijden. Veel kracht is er in de onderste regionen van het toerentalgebied niet beschikbaar, maar de motor pikt zonder morren op vanaf omwentelingssnelheden die menig diesel doen klapperen. De vermogensopbouw verloopt zeer geleidelijk. Een zegen voor de schakelluie bestuurder...