Ford heeft de tweede generatie –zoals dat hoort- wat grotere buitenmaten gegeven, en ook de wielbasis nam met 25mm toe. Dat moet in het interieur zorgen voor een aantrekkelijker ruimteaanbod in alle richtingen en daarop valt dan ook nauwelijks iets aan te merken. De bouwkwaliteit en de gebruikte kunststoffen zijn uitstekend, maar dat wil niet zeggen dat het interieur vrij is van kritiek. Het ergonomisch uitgekiende dashboard van de eerste Focus was een plezier om naar te kijken en een gemak om mee te werken. Ergonomisch is er zelfs iets vertrouwd aan de oerconventionele opstelling van de bedieningselementen, en zoekwerk blijft je dus gespaard, maar echt ‘fris’ is het niet te noemen. Het ontwerp is zelfs ronduit slaapverwekkend, en een ovaal luchtroostertje, al dan niet omrand met een zilverkleurige band, kan daaraan niet verhelpen. Op de basisversies gebruikt Ford overigens wat te veel van het uitstekende plastic. Een stofje in de deurpanelen had niet alleen gemogen, het had zelfs gemoeten.
De rijhouding is voorbeeldig; de instellingsmogelijkheden van het bovengemiddeld goed steunende zitmeubilair zijn immers uitgebreid en vanzelfsprekend laat ook het stuurwiel zich in de hoogte en de diepte verstellen. De vijfdeurs voorziet met diep uitgesneden portieren en een grote openingshoek in een ruime toegang tot de achterbank. Het beschikbare plaatsaanbod ging er achteraan gevoelig op vooruit. Er zijn wat meer breedte-centimeters, maar ook de knieën en voeten krijgen meer ruimte. De bagageruimte groeide met 10%, naar 385l. Met de achterzetels uit de weg loopt dat op tot 1245l.