Het zwaartepunt –figuurlijk dan- van deze A3 ligt tussen de voorwielen. Het is een 3.189cc grote zescilinder, uitgevoerd met vierkleppentechniek, twee bovenliggende nokkenassen, een verstelling van de uitlaatnokkenas en een variabel inlaatspruitstuk. Bij 6.300t/min. levert dat een vermogen op van 250pk terwijl de koppelpiekwaarde van 320Nm wordt uitgesmeerd over 500 toeren, vanaf 2.500 omwentelingen. Quattro limiteert het gripverlies, ongeacht de omstandigheden, waardoor de sportieveling in regel als een speer vertrekt. 100 staat na 6,4 tellen op de snelheidsmeter. De geniale DSG-versnellingsbak die in dit geval schreeuwt om de sportieve, manuele, bedieningsmodus, pitst er zelfs nog een tiende af. De topsnelheid wordt gelimiteerd op 250km/u. De rauwe motorklank, de mechanische (terug-) schakelgeluiden van de DSG en de afstelling van het onderstel contrasteren met het eerder ‘zachte’ uiterlijk.
Met Runflat-banden is het onderstel op kleine oneffenheden haast nerveus terwijl veer en demper het rollen in de bochten minder verhinderen dan we hadden gewild. Het is echter pas op de afstelling van de quattro-integraalaandrijving dat we punten aftrekken. In rechte lijn valt daarop niets aan te merken, maar de Sportback neigt in snel genomen bochten te vroeg en te uitgesproken naar onderstuur. Voorspelbaar, maar pretdodend. De uithoudende remmen en de directe, communicatieve stuurinrichting krijgen ruim voldoende, al is het kwaad dan al geschied. Over de gemengde cyclus vraagt de 3.2 10 liter brandstof in ruil voor 100km. Dat is bescheiden, maar dan moet je ook zo omspringen met het gaspedaal.