Subaru rommelde wat met de ophanging, de instelling van het differentieel en monteert nu steeds 16-duims velgen. Daardoor groeit de bodemvrijheid met een centimeter tot 205mm. Desondanks lijkt het model wat minder te deinen en te rollen in de bochten. Door de geavanceerde vierwielaandrijving en het lage zwaartepunt (dat Subaru nogmaals cultiveert door zware koetswerkdelen als de motorkap in aluminium uit te voeren) blijft het model ook tijdens zeer snel genomen bochten stabiel en voelt het zich goed bij een sportievere rijstijl. Enkel in scherpe, traag genomen bochten steekt een uitgesproken onderstuur de kop op. We kunnen ons niet herinneren dat dat vroeger zo was. In normale omstandigheden blijft de Forester zeer lang neutraal. Op de limiet gaat het model ondersturen. Een controleerbaar overstuur krijg je als je het uitlokt. Ook lang niet gek; wie af en toe een niet verhardde ondergrond opzoekt zal graag horen dat de Forester doorgaat waar de andere ‘zachte’ SUV’s het voor bekeken houden. Het ophangingscompromis is uitstekend. De tandheugelstuurinrichting kreeg een sterke bekrachtiging, waardoor het sturen met een minimum aan inspanning gaat. Desondanks is de inrichting communicatief, wat zeker geen evidentie is.
Voor de remmen koos Subaru schijven voor de vooras en –eigenaardig- trommels achteraan. Het pedaalgevoel is eerder wazig, maar de remkracht is ruimschoots voldoende. De uithouding is daarentegen nog voor verbetering vatbaar. De versnellingsbak schakelt droog en direct en beschikt zelfs over een reductieversnelling. Die reduceert niet zo sterk als een echte terreinbak, maar creëert niettemin meer mogelijkheden voor terreinexcursies of het trekken van een zware sleep. Een hillholder zorgt er intussen voor dat je niet ongewenst achteruit bolt.