Onder de kap zit een 1.6l benzinemotor die ten opzichte van z’n voorganger wat krachtiger werd. In de prestaties laat dat zich niet merken omdat de Vitara ook aandikte. Met 106pk en 145Nm is dit geen sprinter. In het beste geval stuw je de 1.370kg in 16 tellen naar 100km/u. De top bedraagt 160km/u. Omdat zowel het vermogen als het koppel bij hoge omwentelingssnelheden vrijkomt (respectievelijk 5.900t/min en 4.100t/min) moet je de naald hoog houden om vooruit te komen. Dat weegt op het verbruik dat prompt boven 10l/100km klimt. Bovendien blaast de viercilinder hees het interieur binnen en worden de transmissiegeluiden onvoldoende gedempt. Afremmen doet de Vitara met schijven vooraan en –tegenwoordig een zeldzaamheid- trommels achteraan. Op dat systeem valt evenwel geen letter scheef te schrijven; het bijt, is goed doseerbaar en toonde zich meer dan voldoende uithoudend.
De terreineigenschappen van de Vitara zijn verwaterd. De driedeurs heeft geen recht op een reductiebak of een vergrendelbare middensper. De veeruitslagen zijn te beperkt en zowel de uitlaat als de beschermplaat voor de transmissie zoeken te graag de bodem op. Suzuki dacht zelfs niet aan een ingekorte eerste versnelling. Voor terreinwerk moet je dus noodgedwongen de vijfdeurs opzoeken, die niet eens veel duurder is, en de meeste snufjes wel heeft. Eigenaardig want de hoeken zijn bij een korte versie per definitie beter. Op een droge ondergrond bleek de Vitara zich nog uit de slag te trekken. Het standaard wegrubber heeft ons op zompige ondergrond wat spannende momenten bezorgd. Terreinbanden en een kortere eerste versnelling zijn een must om de Vitara op het onverhard te brengen.