De laatste, koel vormgegeven, Punto is in de nieuweling niet meer te herkennen. De koets heeft een Latijnse inslag en belooft weer meer dan basistransport van A naar B. De snuit heeft -niet toevallig- trekken die ons aan Maserati doen denken, en de hoog opgewerkte kont heeft vaag wat van een Focus, al kent ook Fiat het principe van de pilaarlichten al langer dan vandaag. Het guitige smoelwerk, de oplopende gordellijn en bolle wielkasten suggereren dynamiek. De koets werd zelfs met een uitgesproken schouderplooi bedacht. De grote portieren blijven overigens onbeschermd. Een stootstrip zou afbreuk doen aan het lijnenspel. De Italianen beloven al jaren beter bij de les te blijven als het op afwerkingskwaliteit aankomt, maar hebben het juk van de ingebakken nonchalance niet vaak kunnen afwerpen. De koets zet nog steeds de norm niet –vooral sommige naden blijven breed- maar van gebreken kan je niet meer spreken. Dat was bij de vorige generatie soms anders.
De afmetingen beloven veel goeds voor de binnenruimte. De koets van de nieuweling, die tijdens de lanceerperiode en tot de ‘oude’ Punto volledig uit het gamma is verdwenen met het adjectief ‘Grande’ wordt geduid is een slok op de borrel groter dan voorheen. In de lengte komt er bijna 19cm bij en tikt de telg uit Turijn net boven 4m aan. De breedte en hoogte bedragen respectievelijk 1.68 en 1,49m.