Net als de koets, blijft Alfa Romeo trouw aan de vormgeving die de 156, de 147 en intussen ook beide coupé’s (de GT en Brera) zoveel lof opleverde. Voor de bestuurder liggen nog steeds twee diepe klokjes, die door de boordcomputer gescheiden worden. De kokers zijn wat minder uitgewerkt en de verlichting is voortaan niet meer monotoon rood, maar aangevuld met stijlvol en rustgevend wit. De middenconsole neigt nog steeds richting bestuurderspost en omvat bovenaan drie kleine wijzertjes. Het rechterklokje wordt bij de diesel ingenomen door een turbodrukmeter, naast de benzine- en watertemperatuurindicatie. Een leuk gadget, dat we al een tijdje niet meer gezien hadden (behalve op sportieve benzinewagens als de Ford Focus ST). Alfa Romeo verbeterde ook de ergonomie en het gebruiksgemak van de geïntegreerde audio- en navigatiesystemen. Een plaats waar duidelijk ruimte was voor verbetering en de concurrentie nog steeds een streepje voor heeft. De bedieningselementen rond het stuurwiel zijn logisch gegroepeerd. De bediening voor de zetelverwarming aan de buitenzijde op de zetelvoet is daarentegen ronduit onpraktisch.
Het testvoertuig manifesteerde een rammel diep in het dashboard, maar hield het voor het overige geheel stil. Een 115pk sterk referentievoertuig (met een stuk minder kilometers in de wielen) legde zelfs een foutloos parcours af. Ook de degelijke isolatie van de dieselkrachtbron viel op, al is dat in deze klasse geen uitzondering meer. De koffer slikt 406l. Wie meer wil laden kan een beroep doen op de asymmetrisch neerklapbare achterbank. Die staat wel in de optielijst, zelfs bij het hoogste uitvoeringsniveau.