Om het koetswerk laag te houden, is het zitmeubilair dicht tegen de grond gemonteerd. De rijhouding is dus niet te vergelijken met de meer ontspannen positie die je in een SUV voorgeschoteld krijgt. Uitmunten in steun doen de zetels ook niet. Dat maakt lange verplaatsingen niet meteen tot een plezier. Waar je weer wel van op aan kan, is een degelijke en quasi onverslijtbare bekleding. Ook al ziet het er behoorlijk eentonig uit. Achteraan werd gevoelig meer ruimte gecreëerd, de cabine werd dan ook 340mm langer dan bij de vijfde generatie. De beenruimte kan zonder meer door de beugel.
Zonder afsluitbare bagageruimte staan opbergmogelijkheden in het interieur hoog op de verlanglijst. Dat heeft Toyota goed begrepen. Naast portiervakken en een ruim handschoenkastje, zijn er kleine bergvakjes in de boordplank. Op de middentunnel staat tussen beide voorzetels een opbergbox gemonteerd die ook als armsteun dienst kan doen. Tot slot zijn er nog opbergvakken op de rugleuning van de voorzetels.