Om een goed veercomfort te garanderen, koos Jaguar voor een luchtophanging. Dat systeem is niet instelbaar, maar wel adaptief. Enkel op de Sovereign-uitvoering kan je voor een specifiek sportonderstel opteren. Dat lijkt ons evenwel overbodig. Hoewel onmiskenbaar comfortabel, is de XJ minder zompig zacht dan sommige van z’n concurrenten. Communicatief, maar enkel in extreme situaties als zeer snel genomen bochten echt stug. Eigenschappen die door de zijdezacht en immer alert schakelende automaat extra in de verf gezet worden. Die zelfschakelende bak (met zes verzetten, van fabrikant ZF) is zo bij de les dat we –op wat krachtiger motorremacties na- nauwelijks nog graten zien in de sportstand, laat. En wie z’n oren niet met dieselgeratel wil vervuilen kan er ook gerust op zijn. De zeldzame ogenblikken dat de oliestoker niet romig klinkt, worden de decibels door de rijkelijke isolatie afgestopt. En dankzij actieve motorsteunen zijn ook trillingen een vage herinnering.
Het rijplezier wordt een weinig getemperd door een slecht communicerend rempedaal, dat vooral bij een sportieve rijstijl wat textuur mist. Een kleine smet op een anders glanzend blazoen, want ook de besturing is nauwkeurig en precies. Onder de klassiek ogende koets schuilt dan ook een onvervalste ‘drivers car’. In een avontuurlijke bui kan zet je de stabiliteitscontrole in de hoek en gebruik je het aanwezige koppel om de achtertrein over de gripgrens heen in verassend eenvoudig controleerbaar overstuur te dwingen. Dolle pret, die XJ.