De designers die bij Jaguar de opdracht kregen een opvolger te tekenen voor de XK, stonden voor een schier onmogelijke taak. De langgerekte eerste generatie bood hevig weerstand aan het veranderende modebeeld en mag zich op een plaats bij de mooiste Jaguars aller tijden verheugen. Bovendien is de XK voor Jaguar dermate belangrijk dat te grote risico’s uit den boze waren. Daarom werd deze tweede generatie eigenlijk van alles wat. Vooral in de kont zijn de lijnen van de door Ian Callum getekende R-D6 concept car uit 2003 herkenbaar. Het ovalen rooster en de welvingen in de motorkap doen denken aan de telg uit 1996, maar wijzen ook dieper in het verleden van het merk. De koelsleuven in de flanken zijn een nieuw element, waarmee Jaguar op de topversie van de XJ uitpakte. En dat u er met de ogen half dicht een Aston Martin in kan zien is wellicht ook geen toeval. De afwerking is bijzonder goed verzorgd, maar dat op de kofferbak een gigantische –elektrisch uitschuivende- antenne staat kunnen we in deze tijden moeilijk verteren. Het is slordig en het staat als een moddervlek op een gigantisch dure bruidsjurk.
De XK meet voortaan 4,79m in de lengte, is 2,07m breed en slechts 1,32m hoog. Daarmee is het model een tikkeltje gegroeid ten opzichte van z’n al niet kleine voorganger.