De lengte van de L200 blijft ongeacht de uitvoering beperkt tot 5 meter, al zorgen de bumpers van de verschillende uitvoeringen wel voor enkele centimeters variatie. De rechtstreekse concurrenten zoals aangehaald in de inleiding zijn bijna allen een stuk groter. Dat komt vooral omdat Mitsubishi in samenwerking met DaimlerChrysler speciaal voor de VS een aparte pick-up ontwikkelde; de Raider (die trouwens flopt). De L200 is daarom beter afgestemd op de Europese steden. Hij past niet alleen op een standaardparkeerplaats, maar heeft ook nog eens veruit de kleinste draaicirkel (11,8m) in z’n categorie. De keerzijde is natuurlijk dat de laadbak krimpt tot 1,30m voor de Double Cab terwijl dat voor de Single Cab ruim 2,2 meter is. Het laadvermogen van één ton blijft evenwel onveranderd en met deze afmetingen kan je nog steeds in elk van de bakken een europallet kwijt.
Om z’n vrijetijdsstatus waar te maken krijgt de L200 in de duurdere uitvoeringen onder meer in chroom uitgevoerde spiegelhuizen en trendy ogende mistlichten. Een lijvige accessoirecatalogus bevat nog tal van aanpassingen, waaronder een vijftal beschikbare hardtops. Het exemplaar op onze testwagen valt op door z’n bolle vorm waarmee het wanhopig aansluiting zoekt bij de nieuwe stijl, maar daar slechts matig in lijkt te slagen. De verwarmde en elektrisch bedienbare ruit achteraan de cabine vinden we dan weer een goede vondst.