Deze Spider is gebaseerd op de Brera die op zijn beurt weer héél wat gemeen heeft met de 159. En dat is een zware jongen. Met de extra verstevigingen die de Spider te beurt vallen, werd deze tweezitter dan ook geen lichtgewicht. Hij zet ruim 1500kg op de weegschaal. Voor een sportwagen is dat een handicap, maar daar wringt wellicht het schoentje. De Spider is geen sportwagen. Daarvoor is de ophanging nog te zacht, de koets onvoldoende stijf, de motor niet krachtig genoeg en het weggedrag onvoldoende snedig. De 2.2 JTS onder de kap levert weliswaar 185pk en 230Nm, maar is vrij hol en karakterloos. In een ander type wagen zouden we hem kunnen omschrijven als welwillend en discreet, maar voor de Spider is het allemaal wat nipt.
De ophanging stugger maken strekt niet tot aanbeveling, want de koets trilt op oneffenheden dat het een lieve lust is, maar het zou misschien wel de gebrekkige tractie kunnen compenseren. En de 3.2l V6, horen we u denken? Omdat de 2.2 in absolute prestaties (een sprint in 8,8 tellen en een top van 222km/u) zeker niet tekortschiet, en vooral net onder 4.000t/min een leuke brom produceert, kunnen we de 3.2 niet aanbevelen. Hoewel die meer vermogen heeft en op de vier wielen is aangedreven, weegt die ook nog eens 130kg meer. De sensatie gaat daarom – op het briljante geluid van de zespitter na – aan de kilo’s verloren. Alfa zal overigens ook de 2.4 JTD van de Brera op termijn tussen de voorwielen van de Spider lepelen, maar het zal ons benieuwen hoe die het koppel van de zelfontbrander weten te verteren. De voortrein is nu al gevoelig voor koppelreacties.
Wie de Spider bekijkt als een sportief ‘getinte’ cabrio, kan er anderzijds tonnen plezier aan beleven. Het licht onderstuurde weggedrag is voorspelbaar, de ophanging comfortabel genoeg om lange afstanden te rijden en de hernemingen zijn soepel. Wie niet constant druk uitoefend op het rechterpedaal, kan de gemengde cyclus volmaken met 9,4l. Wil je het potentieel van de zware Spider benutten dan moet je tegen de rode zone rijden en dat kost makkelijk vijf litertjes meer.
De ophanging stugger maken strekt niet tot aanbeveling, want de koets trilt op oneffenheden dat het een lieve lust is, maar het zou misschien wel de gebrekkige tractie kunnen compenseren. En de 3.2l V6, horen we u denken? Omdat de 2.2 in absolute prestaties (een sprint in 8,8 tellen en een top van 222km/u) zeker niet tekortschiet, en vooral net onder 4.000t/min een leuke brom produceert, kunnen we de 3.2 niet aanbevelen. Hoewel die meer vermogen heeft en op de vier wielen is aangedreven, weegt die ook nog eens 130kg meer. De sensatie gaat daarom – op het briljante geluid van de zespitter na – aan de kilo’s verloren. Alfa zal overigens ook de 2.4 JTD van de Brera op termijn tussen de voorwielen van de Spider lepelen, maar het zal ons benieuwen hoe die het koppel van de zelfontbrander weten te verteren. De voortrein is nu al gevoelig voor koppelreacties.
Wie de Spider bekijkt als een sportief ‘getinte’ cabrio, kan er anderzijds tonnen plezier aan beleven. Het licht onderstuurde weggedrag is voorspelbaar, de ophanging comfortabel genoeg om lange afstanden te rijden en de hernemingen zijn soepel. Wie niet constant druk uitoefend op het rechterpedaal, kan de gemengde cyclus volmaken met 9,4l. Wil je het potentieel van de zware Spider benutten dan moet je tegen de rode zone rijden en dat kost makkelijk vijf litertjes meer.