De 1.6 HDi vierpitter zelfontbrander onder de kap is het resultaat van een samenwerking tussen PSA en Ford. Van de Franse groep erfde de krachtbron z’n gewillige ingesteldheid, terwijl Ford de overboost-technologie leende waardoor het koppel tijdelijk –bij tussenacceleraties- kan oplopen tot 260 in plaats van 240Nm. Het vermogen bedraagt 110pk. Hoewel het busje zich met 1530kg niet meteen verderlicht toont en ten opzichte van de referenties een versnellingsbakverhouding mist, trekt het zich meer dan aardig uit de slag. De krachtbron behoort tot het beste dat het segment te bieden heeft. De sprinttijd van 12,7 tellen lijkt eerder gemiddeld, de topsnelheid van 180km/u is zeker behoorlijk. Als er al tekortkomingen zijn, dan dringt de werkijver van het blok die naar de achtergrond. De hernemingen zijn verassend fluks, met dank aan een perfecte spreiding van de vijfbak. Spijtig dat die zo onnauwkeurig is – een ziekte van het merk. Al bij al blijft ook het verbruik binnen de perken; tijdens de testweek steeg het niet boven 8,6l/100km. Stevig boven de 5,9 liter die de constructeur opgeeft, zonder dramatisch te zijn.
Het onderstel staat op een verstevigde voortrein van de C4, om het hogere gewicht dat bij monovolumes op de neus drukt op te vangen, en een nieuw ontwikkelde achtertrein. Die heeft vervormbare dwarsbalk, gekoppeld aan een antirolstang en schuin geplaatste schokdempers (om het koffervolume niet aan te tasten). Het weggedrag is een tikkeltje zweverig, etaleert een voorbeeldige schokdemping en een voldoende snedig bochtengedrag. De stuurbekrachtiging is elektrohydraulisch, met een mooie lineaire weerstandsopbouw die bovendien snelheidsafhankelijk is. Uit de kluiten gewassen dwarsrichels worden alleen door de achtertrein nerveus weggewerkt. In de bochten blijken de achterwielen dan weer verassend volgzaam te zijn. Dat levert een voorspelbaar weggedrag op zonder dat de Picasso overdreven lui op stuurinput reageert, integendeel.
Het onderstel staat op een verstevigde voortrein van de C4, om het hogere gewicht dat bij monovolumes op de neus drukt op te vangen, en een nieuw ontwikkelde achtertrein. Die heeft vervormbare dwarsbalk, gekoppeld aan een antirolstang en schuin geplaatste schokdempers (om het koffervolume niet aan te tasten). Het weggedrag is een tikkeltje zweverig, etaleert een voorbeeldige schokdemping en een voldoende snedig bochtengedrag. De stuurbekrachtiging is elektrohydraulisch, met een mooie lineaire weerstandsopbouw die bovendien snelheidsafhankelijk is. Uit de kluiten gewassen dwarsrichels worden alleen door de achtertrein nerveus weggewerkt. In de bochten blijken de achterwielen dan weer verassend volgzaam te zijn. Dat levert een voorspelbaar weggedrag op zonder dat de Picasso overdreven lui op stuurinput reageert, integendeel.