Het was even schrikken toen BMW, toch het merk van Freude am Fahren, zeven jaar geleden met een SUV op de markt kwam. In die nog relatief prille SUV-periode blonken de modellen immers niet uit in dynamische rijeigenschappen. Maar BMW is de stomste niet en terwijl andere constructeurs krampachtig probeerden hun hoge personenwagens terreineigenschappen toe te dichten en op die manier hun prestaties op de weg aanlengden, koos het merk uit Bayern een andere weg. De X5 was van meet af aan SUV voor weggebruik. Hij was op slag de referentie van z'n segment en hoewel er nog zeer prettig rijdende SUV's op de markt kwamen, de Volvo XC90 bijvoorbeeld, bleef hij tot het einde van z'n carrière toe onbedreigd. Daarbovenop was de X5 een regelrecht verkoopssucces. Het ultieme nieuwe speelgoed van een yuppie-publiek dat vooral van fysica niet te veel kaas gegeten had en zich een dynamische luchtverplaatser in huis wou halen. Niet minder dan 580.000 exemplaren werden ervan verkocht.

En dan is het tijd voor een nieuwe X5. Na het succes van de eerste generatie, waaraan we ook de kleinere X3 te danken hebben, is dat een evolutiemodel. Meer (letterlijk) van hetzelfde, zij het verfijnder, nòg beter. Tenminste, dat is de belofte... Natuurlijk evolueert ook de prijs. De minst dure uitvoering is de 3.0d die er is vanaf € 52.550, maar daarvoor heb je n iet eens een lederen interieur, parkeerhulp, Xenonlichten of een navigatiesysteem. De 355pk sterke 4.8i (die wel recht heeft op Xenonkoplampen en een interieuraankleding van dierlijke origine) kost meteen € 70.750. De testwagen zou met elke individuele optie aangestipt overigens toch boven € 74.000 uitkomen, maar gelukkig zit één en ander vervat in de Exclusive Line die voor € 9.600 de belangrijkste opties bundelt.