Zoals bij elke elektrische auto het geval is, zit de batterij ook hier onder de vloer. EV’s met een conventionele daklijn, zoals een SUV of een hatchback, hebben daardoor vaak een interieur waarvan de zithouding niet overeenstemt met wat het uiterlijk beloofd. Soms moet je de benen opvallend hoog optrekken, zoals bij de Toyota BZ4X. Soms zit je te vlak, zoals bij de meeste elektrische SUVs. Maar omdat een busje altijd al een hoge vloer had, is het gevoel en de rijhouding hier eigenlijk perfect vergelijkbaar met die van eender welke andere auto uit het segment. In het ruimte passagierscompartiment met z’n ver naar voren geschoven voorruit, krijg je voor één keer de voordelen van een elektrische auto (vooraan of aan de middentunnel geen plaats nodig voor de motor of de versnellingsbak), zonder de nadelen. Het plaatsaanbod is zowel vooraan als op de achterbank (voorlopig beperkt tot vijf plaatsen, maar er komen ook versies met zeven plaatsen) zonder meer uitstekend. En de zetels zijn comfortabel.
Materialen moeten beter
Al dat goede nieuws moeten we onderbreken met een paar minder positieve vaststellingen. Laat ons beginnen met de materiaalkeuze. Die is eenvoudigweg teleurstellend. Er wordt uitsluitend van goedkope, harde plastics gebruik gemaakt. Een (dure) optionele zetelbekleding met frivole kleurtjes die zijn afgestemd op de gekozen koetswerkkleur, kan daar je aandacht van afleiden, maar verandert niks aan het oordeel. Hetzelfde geldt trouwens voor de ergonomie. Het kleine scherm achter het stuur en het centrale cluster kennen we inmiddels al van een hoop elektrische modellen van de VW-Groep. Inmiddels zijn de aanraakgevoelige clusters vaak bekritiseerd omdat er te weinig echte knoppen zijn waardoor de bediening omslachtig is. Het is een centenkwestie, dus VW blijft hardnekkig doof aan dat oor.