Tijdens de persvoorstelling kon het niet vaak genoeg gezegd worden: de materialen van de Tonale zijn uitstekend. Wel, tot op zekere hoogte is dat juist. Of liever nog: vanaf zekere hoogte. Neem je vooraan plaats dan is alles waar je blik natuurlijk op rust, van een degelijk allooi. Je ziet vooruitgang in vergelijking met eerdere modellen van het merk. Ook op vlak van assemblagekwaliteit. Het enthousiasme taant alleen een beetje naarmate je blikt zakt. Dan kom je toch weer meer en meer hard en goedkoop plastic tegen - tegenwoordig helaas de norm in dit segment. Achteraan is het nog erger. Daar zitten de goedkope materialen zelfs bovenop de deurpanelen. Een tegenvaller.
Ook binnenin een tikkeltje apart
Wat niet tegenvalt, is de sfeer binnenin. Hoewel ook Alfa Romeo tegenwoordig niet meer rond een standaardopstelling met twee schermen kan, slaagde het er wel in het geheel een originele toets te geven. De instrumenten zijn als vanouds opgesteld in een koker en de vormgeving is een beetje retro. Het centrale scherm draait een hedendaags infotainmentsysteem (veel beter dan vorige edities, met dank aan de gezamenlijke ontwikkelingskracht vna een groep als Stellantis). Het zet op vlak van diameter meteen de norm vinnen z’n segment, maar ik vind toch belangrijker dat er ook nog een rij echte knoppen onder zit. Ergonomie, weetjewel.
De rijhouding en het zitcomfort zijn degelijk. En toch is de Tonale niet de meest ergonomische auto. Er mocht zowel voor- als achteraan wat meer bergruimte zijn. Er wordt karig omgesprongen met bekerhouders en vakjes. De Giulia en Stelvio kregen aanvankelijk ook kritiek om dezelfde reden, maar dat werd bij een facelift rechtgezet.