Aan de binnenkant vind je de gekende Renault-layout met voor je neus een digitaal instrumentarium en een middenconsole waarin een verticaal opgesteld aanraakdisplay voor infotainment de aandacht naar zich toe trekt. Dat infotainmentsysteem kan inmiddels mee met de kern van de markt op vlak van snelheid, functionaliteit, ergonomie en resolutie. Dat was ooit anders. De afwezigheid van een echte knop voor veelgebruikte zaken als het geluidsvolume, vind ik ergonomisch nog altijd niet optimaal.
Op het dashboard en raakvlakken in de deurpanelen gebruikt Renault passend aanvoelend zacht materiaal. Het was nog beter geweest, mocht dat ook rond de middentunnel gebruikt worden. Veel meer dan wat unieke sierlijstjes schakelen de Fransen niet in om hier ook een vleugje sportiviteit te introduceren. Die zijn aardig, maar het heeft uiteindelijk weinig om het lijf.
Ruimte voor het hoofd, tegen een prijs
De zetels van het testexemplaar (niet de R.S.-line) zijn behoorlijk hard en vlak, waardoor het voelt alsof je op de auto zit, eerder dan erin. Dat rijmt niet helemaal met de sportieve aspiraties van het model. Ze steunen goed, maar ze kapselen niet in. Hoofdruimte heb je niet alleen vooraan, maar ook achteraan voldoende. Wie zichzelf op de achterbank wil mikken, moet wel de lage raamomlijsting indachtig zijn. De lijn heeft nu eenmaal gevolgen. Je wordt daar ook in een stuikhouding gedwongen (kijk maar eens naar de hoek van de achterbank). Renault compenseert op die manier de aflopende daklijn.