Kijk je in dit segment naar de concurrentie, zeg maar de Nissans Qashqai en Renaults Captur van deze wereld, dan is meteen duidelijk wat de norm is: een kleine turbomotor, een hoop versnellingen, voorwielaandrijving en een relatief eenvoudig onderstel. De ASX, kiest duidelijk een ander pad. Een atmosferische tweeliter benzinemotor, een boterzacht schakelende handbediende vijfbak of optionele CVT-automaat , vierwielaandrijving tegen een meerprijs en bovenal: een geavanceerd onderstel met achteraan een multilink-ophanging.
Het resultaat? Een auto die opvallend aangenaam rijdt. Ja, hij is wat minder strak dan een fonkelnieuwe. Tegelijk verpakt hij de rijervaring in een wollen handschoen, een fijne demping en wielgeleiding (dank u, multilink-achteras) die een stilaan uitstervend comfort oplevert. Hij verdraagt trouwens ook dat je pittig aan het stuur wringt - daar heeft het allemaal niets mee te maken.
Tegenwoordig is zo’n compacte SUV, laat ons wel wezen, eigenlijk louter nog een wat hogere gewone auto. Deze ASX zou wel eens een uitzondering kunnen zijn. Z’n onderstel verdraagt nog wat meer en de Japanners geven zelfs op- en aanloophoeken voor terreingebruik op. Van enthousiasme gesproken…
Dat de vijfbak verouderd is, daar kan je niet onderuit. Dat de CVT onnatuurlijk aandoet en soms wat loom is, evenmin. En de grotere motor - dat is alweer een onconventionele keuze. De officiële CO2- en verbruikscijfers zijn nog niet gekend, toch moet je geen topwaarden verwachten. Wat zo’n tweeliter dan weer wél heeft: hij is in de praktijk veel minder gevoelig voor je grillen én hij etaleert een mooie opbouw van de koppelcurve. Beschaafd. Het is geen echte spinter - geen enkele versie komt onder de 10 tellen. Vlotte tussensprintjes? Ja, natuurlijk. Je moet alleen het gehuil van de transmissie bijnemen.