Toen Land Rover de Evoque lanceerde wilde het wat klanten wegsnoepen van andere trendy producten. Hoeveel? 100.000, 200.000? Meer? Het werden er zo maar eventjes 800.000. De Evoque raakte duidelijk en gevoelige snaar. Hij was zelfs even zo populair dat hij het merk in problemen bracht. De wachttijden liepen op en de Britten moesten hals over kop meer productiecapaciteit uit hun hoge hoed toveren. En nu die er is, moet die ingevuld worden. Deze tweede generatie van de Evoque torst zo mogelijk een nog grote last op z’n schouders.
Slimmer aanbod
Je vindt bij het Britse merk geen levende ziel die klaagt over de verkoopskunsten van de Evoque. Dat betekent evenwel niet dat er aan het gamma nog wat gesleuteld kan worden. De driedeurs was een pak minder populair dan de vijfdeurs - ook al etaleerde die de meest dynamische lijnen. Die verdwijnt dus. En de relatief laat in de productcyclus voorgestelde Evoque Cabrio? Dat is een flop. Die verdwijnt door de achterdeur. Zonder eresaluut. Zelfs zonder bedankje.
Allemaal tweeliters
Het aanbod bestaat eigenlijk maar uit twee motoren. Eén diesel met 1999cc slagvolume en een benzine die één miezerig cc’tje kleiner is. Maar er zijn een hoop vermogensversies. De zelfontbrander is gezien het concept (gewicht, volume) nog steeds een logischere combinatie dan een benzine. Die is er met vermogen van 150, 180 en 240pk. Alleen de instapper moet het stellen met tweewielaandrijving (achterwielen). Het benzine-aanbod maakt gelijkaardige sprongen. Van 200, over 250 naar 300pk. Goedkoper dan € 38.600 wordt een Evoque niet. De hier geteste 240pk sterke diesel, kost net geen € 50.000, maar je legt er best nog eens 20 lappen bij, wil je ook de uitrusting evenaren. De prijsvork voor de benzines (telkens in hun goedkoopste versie) gaat van 44.950 tot € 53.900.