Het gebeurt niet vaak dat een auto zo goed in de maak valt, dat hij een merk in de problemen brengt. In de luxeproblemen weliswaar. Land Rover had het aan z’n been met de eerste generatie van de Evoque. De Britten zeggen nooit hoeveel auto’s ze van een model willen verkopen. Het waren er beslist geen 800.000. Maar nu die productiecapaciteit er is, moet ze ingevuld worden. Met een nieuwe Evoque die wat slimmer is. Geen driedeurs meer, en ook die gekke cabrio wordt afgevoerd. De nieuweling is precies even groot als z’n voorganger en biedt toch meer ruimte en een (beetje) beter toegankelijke achterbank. De koffer is wat groter, de zichtbaarheid rondom beter, de veiligheiduitrusting aangedikt en het design verder verfijnd.
De plus en de min
Allemaal goed nieuws, denk je dan. Er zijn echter ook nog wat kritieken van het eerste uur die Land Rover niet opzij kon schuiven. Het interieur ziet er beter uit, maar er zijn Duitsers die de lat nog hoger leggen. En het aandrijfgeheel? Tja, die motoren zijn niet écht zuinig, je hoort ze nadrukkelijk hun werk doen en af en toe ontstaat er een taalknoop tussen de Britse krachtbron en de Duitse automaat. Gelukkig zalft Land Rover ook met een aantal van z’n traditioneel sterke punten: je voelt in het stuur wat de Evoque wil doen en de afstelling van de ophanging is uit de kunst. Daar kunnen velen, zo niet allen, een puntje aan zuigen.