De I-Pace staat op een geheel nieuwe bodemarchitectuur. Daarin worden wel elementen geïncorporeerd die afkomstig zijn van bestaande Jaguar-platformen. Elementen voor de voorophanging met dubbele driehoeken of de multilink-achteras. Ertussen zit een 90kWh accu die op papier 480km autonomie oplevert en je in de praktijk zonder veel moeite meer dan 300km ver brengt. De structuur maakt vooral gebruik van aluminium, maar dat stond een leeggewicht van 2,1 ton niet in de weg. Het gros ervan zit in de vloer (de accu) en op beide assen (waar telkens een elektromotor huist). Erg laag dus, en dat verklaart mede waarom de i-Pace lichtvoetiger aanvoelt dan hij is.
Snel, maar vooral fijn
De Britten weerstonden de verleiding om alles uit de aandrijflijn te persen. 400pk en 696Nm is ruimschoots voldoende voor flitsende prestaties. 100 is er na 4,8 tellen en de top is begrensd op 200km/u. En er is steevast marge voor tussenacceleraties die de krachtigste diesels op de oren geven.
Is het hierboven allemaal aardig, dan wordt het pas echt indrukwekkend als je bekijkt hoe de I-Pace zich gedraagt. De demping is veruit superieur aan die van de eerder al aangehaalde Amerikaanse producten. Jaguar haalt er in het geval van onze testwagen ook een luchtophanging met variabele demping (uit de optielijst) voor van stal. De sport-stand zoekt geen extremen op, maar brengt weinig bij. De individuele sturing van het aandrijfkoppel per wiel - al lang geen uitzondering meer - is inmiddels wel tot kunst verheven. Het valt op dat de i-Pace bijzonder natuurlijk en vloeiend van richting verandert - ook in het grensbereik. Kortom, een fijne rijmachine, ook wanneer het niet snel gaat.