Voor we het kunnen hebben over wat de Discovery wel en niet doet, moeten we het even hebben over het uiterlijk. De Discovery is immers altijd al een product geweest dat polariseerde. Z’n strakke, hoekige lijnen en asymmetrische kont. Het ontstond uit praktische overwegingen (zichtbaarheid rondom), maar je was ervoor of ertegen. En Land Rover besloot, zo mag je concluderen, dat het zo niet meer verder kon. Weg is daarom het hoekige design. De nieuwe spruit lijkt wel de vrucht van een wilde nacht met een Aziaat. Een Kia Sorento of zoiets.
Kon de nummerplaat niet in het midden?
Het resultaat, zo mag duidelijk zijn, heeft een aantal lovenswaardige eigenschappen. De grotere wielbasis (+3,8cm) zorgt voor een ruimer interieur (en een draaicirkel van 12,3 in plaats van 11,45m). De versies met luchtophanging kunnen steevast uitpakken met betere aan- en vertrekhoeken dan z’n voorganger en de doorwaaddiepte is nu minstens 85cm (15cm meer dan voorheen). Zaken, zo moet je bedenken, die Land Rover natuurlijk ook had kunnen verwerken in een koets met meer karakter. En toch maakt de nieuweling ook de tongen los. Omwille van z’n obese achterwerk, bijvoorbeeld. Allesbehalve sierlijk. En het herbergt nog een halfbakken maatregel: de enige verwijzing naar de typische asymmetrische Discovery-bips is de schuin opgestelde nummerplaat. En nog zoiets: de kofferklep opent conventioneel naar boven (en dus niet langer in twee delen), maar erachter zit dan toch nog een klapluikje. Ideaal voor wie toevallig een horde pups wil controleren. Nutteloos in zo ongeveer elk ander scenario.
De Britten zeulen de nieuwe Discovery al bijna een jaar van het ene evenement naar het andere. In ons land debuteerde hij op de Knokke Zoute Grand Prix. De invoerder geeft ruiterlijk toe dat de reacties onderkoeld blijken. Omdat de Disco z’n karakter prijsgaf en er niet eens schoonheid of praktisch nut voor in de plaats kreeg? Daar lijkt het wel op.