We hebben bij deze eerste test zowel kilometers gemaald met de 1-liter driecilinder van 68pk als met de 1,2l vierpitter met 84pk. In beide gevallen moet je stellen dat een manoeuvreerbaarheid en parkeergemak zich als grotere voordeel opwerpen dan z'n prestaties. De 1-liter is in een decor zonder reliëf nog wel soepel te noemen. En erg stil. Maar snel is hij niet. Je moet er alles uit persen om in 14,3 tellen de 100 aan te tikken. Hellingen doet hij niet graag. Belading heeft ook een nefast effect. Z’n erg lange versnellingsbakverhoudingen bijt hem in de kuiten. Trek in tweede door tot 5.500t/min en je valt nog steeds naar 2.200t/min in derde. Te laag om hem een helling op te jagen. Het kleine blokje heeft dan ook maar 98Nm trekkracht. Hij is wel erg zuinig. Op papier is 3,9l/100km voldoende. In de praktijk werd dat 6,0l/100km, met inbegrip van de geografische martelgang.
De 1,2l is duidelijk pittiger. Die beschikt over 122Nm en doet de 0-100 in 12 tellen. Het is nog altijd geen krachtpatser maar het verschil is voldoende om het er in moeilijke omstandigheden stukken beter vanaf te brengen. Z’n enige nadeel is dat hij z’n grotere capaciteiten ruchtbaar maakt. Hij is een pak minder discreet dan de 1-liter.
Maar de Picanto z’n biotoop is duidelijk de stad. Hij profiteert er ten volle van z’n lichte besturing, en kleine draaicirkel (9,4m of slechts 0,8m meer dan een Renault Twingo). Wordt het tempo wat hoger dan kom je onvermijdelijk de beperkingen van het onderstel tegen. Z’n lichte besturing communiceert dan onvoldoende precies en de voortrein zit het eerst om grip verlegen. Hij voelt evenwel solide aan, wat op het conto van z’n verbeterde structurele stijfheid te schrijven valt.