Het recept van een hybride is inmiddels welbekend. Je combineert een verbrandingsmotor met een elektrische centrale. Op papier heeft de Ioniq erg veel weg van de Prius, maar er zijn enkele cruciale verschillen. Zo is de atkinson-cyclus benzine hier kleiner (een 1.6 met 105pk en 147Nm) en wordt de 43pk en 170Nm sterke synchroonmotor gevoed door een veel gesofisticeerdere Lithium-Ion Polymeeraccu. Die laatste is efficiënter en lichter dan wat de concurrentie gebruikt. Het geheel wordt gecombineerd met een zestrapsautomaat met dubbele koppeling (geen onnatuurlijk aanvoelende CVT dus), levert maximaal 141pk en 265Nm en zit een stijf onderstel met een volledig onafhankelijke wielophanging (alleen voor de hybride). De prestaties zijn met een top van 185km/u en een sprinttijd van 10,8 seconden ruimschoots voldoende voor een vlotte rijstijl, maar je verlegt er natuurlijk geen ijkpunten mee.
Efficiënt, maar saai
Datzelfde geldt voor de stuurinrichting die net zo gevoelloos is als die van eender welke andere nieuwe auto. En voor de afstelling van de ophanging. Die is uitgesproken halfzacht en dat betekent dat Hyundai die mooie multilink-achteras niet ten volle benut om ofwel rijgedrag ofwel comfort te optimaliseren. De grootste gemene deler, dat is waar het bij dit soort auto’s om gaat. En dan krijg je onvermijdelijk iets wat saai overkomt. Dat het niet dé meest uitgelezen machine is voor wie van stuurpret houdt, hoeven we wellicht niet verder te onderlijnen. Het verbruik drukken, dat is belangrijker.
Verbruik
Op papier moet de Ioniq toekomen met 3,4l/100km en stoot hij elke kilometer slechts 79g CO2 uit. Fabeltjes natuurlijk. Maar met 4,2l/100km bij een rustige en 4,4l/100km bij een normale rijstijl tijdens onze testrit kunnen we ons absoluut tevreden stellen