Jaguar moet als merk vooruit. Meer verkopen vooral. En dan is de komst van een crossover dezer dagen alleen maar logisch. Dat je daar als automerk een paar heilige huisjes voor moet slopen is dan maar zo. Daar kan je immers niet op teren. We zijn al lang blij dat de F-Pace geen eenheidsworst is geworden, maar een heus eigen karakter heeft. Aan de buitenzijde is het bij tijden onnodig protserig, maar het blijft op z’n minst een Jaguar. Ook wanneer je er de grille af zou halen bijvoorbeeld.
Levendig, maar dorstig
Ingenieurs moeten altijd de bemoeienissen van de directie torsen, maar het lijkt wel alsof Jaguar ze dat gewicht niet op de schouders legt. En dat zorgt voor een erg fijne ophangingsarchitectuur die resulteert in een schitterend weggedrag, ook al is de F-Pace stug. De dieselmotor is ijverig en karaktervol, maar je betaalt er het gelag voor aan de pomp.
Aan de binnenzijde haalt de Jaguar geen Duits niveau op vlak van afwerking, maar het is er evenmin zo steriel als bij de concurrenten met die nationaliteit. En hoewel hij misschien wat minder kunstjes kent, gebruikt Jaguar wel een touchscreen. Een ergonomische voltreffer.