Zoals aangehaald in de inleiding, heeft Mazda twee motoren op het schab liggen voor de CX-3. Dat zijn: een kleine 1.5 liter turbodiesel, 105pk sterk, en een atmosferische tweeliter benzine die 120 of 150pk ontwikkelt. Voor deze test richten we ons enkel op de voorwielaangedreven versies in combinatie met een handgeschakelde zesbak en laten we de Skyactiv-G met 150pk voorlopig links liggen.
Bye bye zelfontbrander
Om met de deur in huis te vallen: onze voorkeur gaat duidelijk uit naar de benzinedrinker. Dat blok verbruikt weliswaar meer dan de diesel (met 6-7l/100km anderhalf tot 2l/100km verschil), maar de rij-ervaring is ook compleet anders. In een CX-3 Skyactiv-G heb je het gevoel met een volwassen auto onderweg te zijn. De turboloze motor opereert stil en uiterst flexibel, in die mate dat we soms de indruk kregen met een automaat te rijden. In de Skyactiv-D liggen de kaarten anders. Die is wat minder dorstig, dat wel, maar ook veel rumoeriger, minder aangenaam om mee te rijden en vergt meer schakelwerk. De prestaties in cijfers? De benzine met 120pk en 204Nm koppel zit in 9 seconden aan 100km/u, zoemt desgewenst door tot 192km/u en lust gemiddeld 5,9l/100km (opgegeven cijfers). Voor de oliestoker met 105pk en 270Nm trekkracht noteren we in dezelfde volgorde 10,1 seconden, 177km/u en 4l/100km.
Voor allebei onthouden we dat de CX-3 een fijn sturende auto is met een puike wegligging die niet te zacht of te hard is afgeveerd. Net goed dus. Veel voeling met de weg is er niet (de elektrische stuurinrichting, weet je wel), maar de directheid en het dus toch wel sportieve karakter maken zowat alles goed. Bovendien moet je al heel erg onbezonnen te werk gaan om deze cross-over uit balans te krijgen.