De zestienhonderd in de neus van de Tivoli is een klassieke viercilinder. Met een aluminium blok en zestien kleppen, maar zonder de turbo die tegenwoordig in sneltempo gemeengoed wordt. Z’n vermogensopbrengst is aardig - 130pk - maar het koppel van 160Nm is naar hedendaagse normen wat povertjes. Een zaak die je ook tijdens het rijden merkt, want vaart krijg je er alleen in als je toeren maakt. Evenzo kan je stellen dat de traditionele zestrapsautomaat - van de gereputeerde fabrikant Aisin - in finesse wat achterblijft bij transmissies met dubbele koppeling. Foutloos functioneren doet hij wel, vanzelfsprekend. De afstelling is overigens behoorlijk Amerikaans, waardoor de Tivoli steevast enthousiast aanzet. Hij kruipt overigens voortreffelijk, wat op door file verkalkte verkeersaders een zegen blijkt.
Geen sprinter
Het is niet de meest sympathiek klinkende viercilinder, maar behalve bij hoge snelheden en onder volle belasting, is hij meer dan behoorlijk discreet. Bij een auto die binnen het gezin een veelvoud van rollen moet aankunnen is dat de meest aangewezen piste.
Een sprinter is deze 1.6 niet. SsangYong geeft geen tijd op voor de honderdsprint. Een veeg teken, hoewel de auto met gemak meekan in veeleisend verkeer. Z’n topsnelheid is met 160km/u (10 minder dan de versie met handbak) karig, maar wellicht nog steeds ruim voldoende voor een doorsnee gebruiker.
Hoog comfortniveau
Dat de benzine zich bij een eerste kennismaking niet tot zuinigheidswonder ontpopt, heeft hij in elk geval gemeen met z’n rechtstreekse concurrenten. Maar bovenaan de zeven liter is evenmin verre van dramatisch. Het is overigens ook niet zo veel boven z’n opgegeven gemiddelde van 7,2l/100km.
De SsangYong heeft een elektrische stuurbekrachtiging met instelbare stuurweerstand, een gezonde afstelling en een behoorlijk comfortniveau. Zonder de 18-duimers die bij ons € 24.190 dure testexemplaar hoorden, zou het zelfs ‘uitstekend’ geweest zijn. De rijervaring is perfect voorspelbaar en hedendaags - zoals z’n structuur.