Het oordeel over het uiterlijk, zo moet je stellen, is in grote mate afhankelijk van je appreciatie voor het model. Of het ‘je ding’ is. Aan de binnenkant kan je meer objectieve criteria toepassen. En dat is voor de Mustang niet meteen goed nieuws. Het wordt immers al snel duidelijk dat de Amerikaanse roots nog steeds een hoop concessies vergen. Zo ogen knopjes en wijzers een stuk goedkoper dan we hier in Europa gewend zijn, ook al zijn ze natuurlijk net zo functioneel. En zacht aanvoelende plastic wordt veel spaarzamer toegepast dan voor andere Europese modellen, ook die van Ford. Je kan op de afleesbaarheid en de bediening gelukkig niet zo veel aanmerken. En op de rijhouding evenmin. Die is goed, mede dankzij een hoogte- en diepteverstelling van het stuurwiel.
Achteraan eerder krap
In de zetel is het dus aangenaam toeven, ook voor wat langere tijd. Maar de achterbank, die dicht je vooral niet teveel functionaliteit toe. Ze zit er, en daarmee is eigenlijk alles gezegd. Bij de cabrio kan je er met wat goede wil plaatsnemen als het dak open ligt en de bestuurder niet al te groot is. Maar bij de fastback krijg je er gewoon geen volwassene in. En ook geen grote kinderen als je niet bereid bent de knieën te amputeren of ze een kopje kleiner te maken. Ford weet dat natuurlijk zelf ook - het voorzag er zelfs geen hoofdsteunen die naam waardig. Zonde, want in zo’n grote auto zou Ford toch 5cm extra beenruimte moeten kunnen vinden.
De koffer is met 408l (bij de Fastback, in de cabrio past 328l) wel behoorlijk ruim.