Om maar meteen met de deur in huis te vallen: de Mini Cooper D is een plezierig karretje. Daarvoor bedanken we onder meer zijn onderstel met multi-link achterwielophanging en z'n toch wel fijn afgestelde elektrische stuurinrichting. De nieuwe telg laat zich net als zijn voorgangers plaatsen waar je hem hebben wil (zonder zwaar over te hellen of met een drang om rechtdoor te gaan) en bovendien is hij iets comfortabeler afgeveerd dan voorheen. Al zijn de techneuten daar volgens sommigen (ook te vinden op de Auto55.be-redactie) nog niet ver genoeg in gegaan. De adaptieve demping laten installeren (met een sport- en comfortstand) kan helpen, maar dat kost je dan wel extra.
De andere reden waarom we de Mini Cooper D in het hart sluiten, is omwille van zijn krachtcentrale. Dat is een 1.5-liter driecilinder turbodiesel die volgens het merk gemiddeld 3,5l/100km lust (met de kleinste bandenmaat) en de atmosfeer elke kilometer met 92g CO2 verrijkt. De verbuiksopgave kopiëren, daar slagen we niet in. Wat ons wel lukt, is om de dorst beneden 5l/100km te houden zonder er veel moeite voor te doen. Maar wat nog belangrijker is: het blokje voldoet aan de verwachtingen op gebied van prestaties. 116pk en 270Nm koppel volstaan om de Mini Cooper D vlot uit de startblokken te doen schieten (9,2 seconden tot 100km/u) en je bij inhaalmanoeuvres te behoeden van ongemakkelijke situaties waarbij je om trekkracht verlegen zit. Ja, het kan zelfs de sportieve toer opgaan. Maar hou al doende uiteraard wel rekening met extra gewicht van passagiers. Met vier potige kerels aan boord komt de Cooper D heel wat minder vlot voor de dag en doet hij er beduidend langer over om tot stilstand te komen. Het meeste plezier beleef je dus alleen aan of met twee, en al zeker als je voor de handgeschakelde zesbak opteert - al is de automaat ook al zeer snel gebleken.