Om maar meteen de koe bij de hoorns te vatten: de nieuwe TT is geen echte sportwagen. Onderhuids kunnen we immers van een gewone VW Golf spreken. Daarmee, en met een hele hoop andere modellen uit de VW Group, deelt hij het MQB-onderstel dat een neutraal weggedrag hoog in het vaandel draagt. Geen verwijt, maar het belooft wel weinig tot geen rijplezier. Akkoord, het zwaartepunt van de TT ligt lager en hij voorziet - net als de Golf met 150pk of meer - een multi-link achterophanging, maar da's niet voldoende om er een echte sportieveling van te maken. En de 2.0 TDI, die met name voor buitenstaanders niet verstopt dat hij op diesel draait, daagt ook al niet uit om het gaspedaal te pas en te onpas te vloeren. Niet omdat die niet genoeg koppel en vermogen opwekt (184pk en 380Nm is immers niet slecht), wel omdat er geen harenrijzende gevoelens door worden opgewekt en omdat die enige zelfontbrander enkel op de voorwielen inwerkt. Anderzijds zijn de prestaties ervan wel om over naar huis te schrijven. Het verplichte sprintnummer tot 100km/u is al na 7,1 tellen achter de rug en de top ligt op een meer dan smakelijke 241km/u. Maar zelfs met die opgavecijfers blijft onze testwagen, net zoals de TT van de vorige generatie, aldus een beschaafde jongen in een blitse jas. Eentje die zijn dorst weet te beperken bovendien (Audi heeft het over 4,2l/100km gemiddeld).
Over de elektromechanische stuurinrichting kunnen we kort zijn. De besturing is relatief licht en ongevoelig, alweer zoals we gewoon zijn. En als het even kan opteer je best voor Audi's Drive Select, dat € 236 kost, vier modi telt en zowel de motorrespons als de stuurbekrachtiging beïnvloedt. De sportmodus ervan zorgt immers toch wel voor dat tikkeltje meer. Over een adaptief dempingsysteem, onder de noemer Audi Magnetic Ride en nog eens goed voor € 1.313, beschikte onze testauto niet. Wat we wel kregen waren de standaard aangevoerde stalen veren die vooral achteraan wat slap aanvoelen.