Op papier oogt de meest recente Audi S3 erg veelbelovend. 300pk gepuurd uit een drukgevoede 2-liter benzinemotor, 380Nm koppel wat hem in staat stelt na 5,3 seconden 100km/u aan te tikken (4,9 voor de automaat), vierwielaandrijving, een aanvaardbaar verbruik van 7l/100km gemiddeld... Menig autofanaat is nu al aan het watertanden. Maar hoe die cijfers en gegevens zich naar de praktijk vertalen is nog een andere zaak. Het merk staat nu eenmaal niet zozeer bekend om echte pleziermachines.
Waar we toe willen komen, is het volgende. Ja, de Audi S3 is erg snel. Hij draait scherp en licht, verandert van richting met één enkele handbeweging, haspelt de nul-naar-honderd-sprint af in een tijdsspanne waar het oermodel enkel van kon dromen en topt net als een hele hoop nog krachtigere Duitsers aan een (elektronisch gelimiteerde) 250km/u, maar van beleving en betrokkenheid merken we bitter weinig. De 300-koppige paardenstal is ongetwijfeld aanwezig, maar we missen agressiviteit van de viercilinder, een motorgeluid dat je beenberg niet onberoerd laat en een nerveuze blik van onze bijrijder telkens als onze rechtervoet extra zwaar wordt. Niets van dat alles echter. De passagier van dienst is zich zelfs amper bewust dat we een sprintsessie hebben ingezet, diepe klanken blijven haast angstvallig op de achtergrond en de S3 rijdt zo statisch en beredeneerd dat zelfs een pas aan de rijschool afgestudeerde tiener er zonder veel risico op kleerscheuren mee door het Belgische landschap kan tuffen. Goed? Ja. Snel? Zeker! Maar spannend? Niet echt.