De bodemplaat van de Rapid is gebaseerd op de architectuur van de Polo IV die in 2002 werd gelanceerd, zij het dan met een met 15cm toegenomen wielbasis. Dat laatste zorgt op z'n minst voor een gezonde dosis stabiliteit in een onderstel met een McPherson voortrein en een herwerkte vervormbare dwarstraverse achteraan. Een toonbeeld van comfort of snedigheid is dat nooit geweest en het mag dan ook niet verbazen dat deze nieuweling op die vlakken dan ook geen bedreiging voor de heersende referenties vormt. Z'n elektrische stuurbekrachtiging, terwijl de Rapid sedan bij de lancering nog over een hydraulisch type beschikte, heeft een zwakke centreerneiging en biedt weinig gevoel. En van het erg vroeg opstekende onderstuur wordt je evenmin vrolijk. Weggedrag en comfort zijn bijgevolg niet in overeenstemming met de belofte van het uiterlijk. Maar misschien brengt de motor soelaas.
De 1.6 TDI common-rail is wél van deze tijd. Ze ontwikkelt 105pk en 250Nm, maar moet het stellen met een handbediende vijfbak. Zes verzetten waren beter geweest. Niet omdat het model of de motor daarom vragen, maar om de prijs te helpen verantwoorden. Met een relatief bescheiden leeggewicht van 1.260kg worden alvast degelijke prestaties beloofd: een sprinttijd van 10,3 seconden en een top van 190km/u. De motor wil dus wel.
Ook in deze rubriek vinden we overigens tekenen van de bespaarzucht van Skoda. Een afdekkap die de decibels van de motor wat zou temperen is er niet en de meeste modelvarianten worden door trommels aan de achterwielen afgeremd. Op zich is dat echter geen ramp...
Met een door Skoda ‘Green tec'-pakket gedoopte optie die een start/stop-systeem, de recuperatie van remenergie en gladdere banden omvat, stoot het model slechts 104g CO2 per kilometer uit. Dat komt overeen met een verbruik van 3,9l/100km. Iets wat we op een grotendeels slingerend en heuvelachtig parcours vanzelfsprekend niet hebben kunnen evenaren. Maar de zuinigheid van VW's motoren blijkt inmiddels wel uit de testgeschiedenis.