De keuze om de naam Corolla in de steek te laten (behalve dan voor de vierdeursversie) heeft Toyota in de middenklasse geen dividend opgeleverd. De Auris, waarvan we inmiddels de tweede generatie in de showroom terugvinden, heeft nooit zo veel klanten kunnen verleiden als z'n voorganger. Er is echter een ‘maar' want terwijl er van de Corolla ook een break bestond, bleef de Auris van de koetswerkversie die door 1 op 4 klanten uit het segment wordt verkozen, verstoken. Tot nu. En Toyota scherpt meteen de ambities aan. In ons land moet de break die gedipt in marketingsaus naar de naam ‘Touring Sports' luistert nog dit jaar 1.300 klanten kunnen verleiden. 35% van de in ons land verkochte Auris horen van dit type te zijn.
Het gamma omvat een 1,33 en 1,6 benzinemotor die je 100 en 132pk kan toedichten maar die ondanks een stijgende populariteit van benzinemotoren nog steeds tot een marginaal bestaan gedoemd zijn. De populaire dieselrijder (50%) krijgt keuze uit een 1.4 D-4D met 90pk of een tweeliter die zich met 124pk evenmin een vermogenskampioen mag noemen. De prijsvork van de benzine gaat van € 18.340 (€ 1.000 meer dan de vijfdeurs) tot € 26.450 terwijl de dieselvarianten je ergens tussen € 19.780 en € 27.090 kosten.
De hybride combineert een 99pk sterke 1.8l benzinemotor (die functioneert volgens de Atkinson-verbrandingscyclus) met een elektromotor die het maximale vermogen aandikt tot 136pk. Die kost minimaal € 25.820 en sluit met amper € 10 marge af onder € 30.000 voor de variant die voor deze test figureert. Een variant die we aanstipten voor deze eerste test omdat de eerste hybride in z'n segment wellicht ruim 40% van het volume voor ons land zal uitmaken.