Ook binnenin zijn de Auris-invloeden niet ver weg, al applaudisseren we Toyota's besluit om de RAV4 toch een beetje eigenheid mee te geven. We hebben het dan vooral over de boordplank, die met z'n horizontale indeling en (binnen het bereik van de inzittenden) erg degelijke en zacht aanvoelende materialen, eens wat anders is. Stijlvol, zoals bedoeld in vergelijking met (veel duurdere) Duitsers zouden we het interieur nog steeds niet durven noemen. Daarvoor oogt de zetelbekleding net dat tikkeltje te flets, lijken sommige knoppen minstens twee decennia te lang geleden te zijn ontworpen en ontbreekt een algemeen gevoel van homogeniteit. Muggenzifterij, meer is het echt niet.
Ook het instrumentarium oogt verzorgd en geeft duidelijk de actuele rijparameters weer, al is het ons niet geheel duidelijk waarom Toyota het hybride-blauw-thema ook hier doorzet. Misschien omdat het prima functionerende (maar in zonlicht matig afleesbare) Toyota Touch&Go infotainmentsysteem eveneens in blauwtinten met je praat. Iets wat ook het digitale retroklokje bovenop de boordplank doet. Het wordt, wat dat klokje betreft ten minste, toch echt eens tijd dat de Japanners hun voorraad uit de jaren tachtig verlappen en met iets moderner op de proppen komen.
We hebben zoals wel vaker in een Toyota weinig reden tot klagen binnenin, noch wat de ergonomie betreft, noch inzake ruimte. De voorste zetels zitten uitstekend en over een goede rijhouding moet je je geen zorgen maken. Zowel de stoelverstelling ging erop vooruit als de instelbaarheid in de diepte van het stuurwiel. Het lijkt dan ook weinig waarschijnlijk dat iemand gaat zitten kniezen omdat hij in de RAV4 z'n draai niet vindt. En wat die twintig extra koetswerkcentimeters in de lengte nu eigenlijk opleveren vraag je je nog af? Wel, het zijn vooral de achterste passagiers die daar hun voordeel mee doen. Ruimte voor de knieën is er in overvloed en met een schuiner opgestelde rugleuning, komt het comfort er in de buurt van dat vooraan.