De mens, zo zal elke socioloog je kunnen vertellen, worstelt al van oudsher met de co-existentie van individualisme en collectivisme. Men wil zich graag onderscheiden van de rest, maar er zich soms ook mee vereenzelvigen, en dat vaak tegelijkertijd. De wens om een hoop staal en kunststof die een auto vormen te willen bezitten, ja zelfs oprecht lief te hebben kent zijn oorsprong - als je het allemaal van een afstand durft te bekijken althans - in één lange, merkoverschrijdende reclamecampagne waarin flitsend ogende automobielen steevast desolate berglandschappen doorkruisen en daarbij een gevoel van vrijheid, geborgenheid en vooral individualiteit etaleren. Je zou kunnen stellen dat die milde zelfzuchtigheid paradoxaal genoeg gecultiveerd wordt vanuit een streven naar conformatie, en het is dan ook opmerkelijk dat er binnen dat hele proces nog ruimte over blijft voor de zoektocht naar dat beetje extra persoonlijkheid. Het is immers daarom dat liefhebbers de moeite nemen om hun wagen uit te bouwen, in een poging zich met hun vierwielers te distantiëren van de norm.
In zijn meest pure vorm komt dat individualisme - bij het bezit van een auto - tot uiting in de creatie van iets unieks, waarbij men het liefst van al vertrekt van een zo banaal mogelijke wagen. Constructeurs hebben echter al lang begrepen dat er een markt bestaat voor kant-en-klare oplossingen: speciale versies, race-edities, gelimiteerde oplages ... De populariteit van dergelijke karren valt niet alleen te verklaren door enige gemakzucht van de koper (omdat alle aanpassingen reeds voor hem werden gedaan) of de betrouwbaarheid van en bijhorende garantie op de modificaties, maar ook door hun restwaarde. Die ligt immers duidelijk hoger dan die van zuiver particuliere projecten. En kijk eens aan, laten we nu toevallig een schoolvoorbeeld voor de deur hebben staan die ons huis-, tuin- en keukengefilosofeer netjes kan illustreren. Maak kennis met de Opel Astra OPC.