Start/stop zal je enkel terugvinden in de Paceman JCW met handbak, niet in ons testexemplaar. Wat wil zeggen dat de opgevraagde krachten via een zestrapsautomaat naar de wielen worden geleid. Zelf schakelen kan weliswaar door de pookknop aan te tikken of door de klepjes achter het stuur te bedienen, maar niet helemaal zoals de norm dicteert. Beide schakellepels hebben namelijk exact dezelfde functie. Duwen om terug te schakelen, trekken om een hogere versnelling aan te spreken. Enige gewenning is daarbij op zijn plaats.
Zoals elke Paceman (en Countryman) is deze lener gezegend met een steeds gesmaakte onafhankelijke multi-link achterophanging, in plaats van een simpele dwarstraverse, en voegt hij daar enkele zaken aan toe om de sportieve rijeigenschappen te verbeteren. Zoals een stuggere afstelling van dempers en veren, een dikkere stabilisatorstang en standaard vierwielaandrijving gekoppeld aan de stabiliteitscontrole.
Allemaal beetjes die helpen trouwens, want de Paceman JCW laat zich beter en harder in de bocht te duwen dan zijn minder straffe broers. Hij laat zich ook minder snel afstraffen. De nerveuze en eerder gevoelloze besturing haalt de pret weliswaar naar beneden, en de John Cooper mist de precisie van de kleinere broers en ander heet materiaal (dit is eerder een 'crosser'), maar de ALL4-vierwieltractie betekent wel duidelijk een meerwaarde voor het concept. Het leuke aan het systeem is dat de beschikbare trekkracht zowel de voor- als achteras kan domineren. In extreme gevallen transformeert deze Paceman zelfs in een achterwielaandrijver, maar dat komt, zoals het woord al prijsgeeft, slechts zelden voor. Het onderstuurde karakter van de voorwielaangedreven Paceman liet onze testwagen dus niet helemaal linksliggen. De koersvastheid heeft hij ook geërfd.