Tegenwoordig afficheert elk van de aangeprezen Mini-modellen een gespierde John Cooper Works bovenaan de prijslijst, volgens de leer van de intussen overleden Mini-tuner bij uitstek. Het zijn er zeven in totaal en ze verstoppen allemaal dezelfde drukgevoede 1,6l benzinemotor onder de motorkap. Die werd bij de tijd gebracht, met het oog op lagere verbruiks- en emissiecijfers, en in geval van de grootste Mini's verder de lucht in gestuurd om hun bijna 1,5t wegende lijven te compenseren. In de JCW-varianten van de Cooper, Coupé, Roadster en Clubman produceert de krachtbron 211pk, terwijl de Pace- en Countryman elk aan 218 paarden onderdak bieden.
De strafste der Pacemans brak amper drie maanden geleden uit de verpakking, en niet toevallig in Detroit. Hij is vierwielaangedreven en heeft een verlaagde sportophanging, dikkere einddempers en een stoere koetswerkkit om de buurt te imponeren. Mini vraagt er bij ons minstens € 37.900 voor. Je kan opteren voor een manuele zesbak of voor een automaat met evenveel verzetten. Schakelpeddels achter het stuur krijg je er in het laatste geval gratis bij. De sprinttijd naar 100km/u neemt, ongeacht de aangestipte transmissie, net geen 7 tellen in beslag.