Om de CR-Z te doen ontwaken dien je eerst de sleutel in te steken, deze dan om te draaien en daarna de startknop te beroeren. Een systeem met een zendertje, waarbij het contactijzer gewoon in de binnenzak kan blijven, lijkt ons meer van deze tijd. Eens de ogen geopend laat de hybride aandrijflijn zich leiden door de ingegeven rijmodus, zoals uitgelegd in onze interieurrubriek. De felverlichte tellerpartij bepaalt de sfeer aan boord en zet effectief aan tot zuinig rijden. Een schakelindicator doet mee een duit in het zakje.
De besturing is best zwaar - zeker in de sportstand - en zet het sportieve karakter van onze testauto extra in de verf. Het karretje is baanvast en wendbaar en overtuigt met een sportieve ophanging, zonder dat het comfortniveau er erg onder lijdt. Het kartgevoel is in deze CR-Z nooit veraf. Vanwege de lage zitpositie wordt het snelheidsgevoel versterkt en lijkt het asfalt vliegensvlug onder de motorkap te verdwijnen. Daar ligt nog steeds een 1,5l benzinekrachtbron die in combinatie met de elektromotor maximaal 137pk en 190Nm koppel naar de voorwielen versluist, in plaats van 124 paarden en 174Nm anno 2010. De winst werd bereikt door de benzinedrinker lichtjes op te voeren en de bestaande Ni-MH-batterij te vervangen door een performanter lithium-ion-exemplaar.
Optrekken naar 100km/u neemt nu nog 9,3 seconden in beslag - 0,6 seconden sneller dan voorheen - en toppen doet de CR-Z aan een ronde 200km/u. Een echte sprinter is hij niet, daarvoor wordt de toerenladder te traag beklommen. Maar het plaatje klopt en het pittige motorgeluid nodigt uit tot meer. Net zoals de Peugeot 208 kan je deze Japanner als een erg fijne speelkameraad omschrijven. De heerlijk direct schakelende zesversnellingsbak versterkt onze mening alleen maar. Meer pit had natuurlijk allerminst misstaan, maar dan zou dat weer ten koste gaan van het milieu. De techniek staat maar zo ver.
Als groene jongen poneert de CR-Z een gemiddeld verbruik van 5,2l/100km en een CO2-uistoot van 122g/km. Maar zoals wel vaker bij hybridemodellen ligt de bal voornamelijk in het kamp van de bestuurder. Meer dan bij een oliestoker in ieder geval. Wie de pomp vaker wil vermijden houdt zich dus maar beter gedeisd, of de liters stapelen zich sneller op dan verwacht.